Stapkeien


hij noemt haar overtuigd zijn lief
zij denkt aan al die keren
dat ze ’t beter had gekund
maar het niet probeerde

en zij schrijft hem liefde terug
speurt de klok af naar meer tijd
wetend dat er nooit genoeg kan zijn
om te leven zonder spijt

hij herhaalt zich één- en andermaal
zij draagt zijn woorden als haar handen
wringt ze wijl haar vingers branden
schaaft hun gewicht tot marginaal

zo stellig weet ze: ik ben niet lief
haar ouders hebben recht tegoed
zij wezen immer naar het tuinpad
bij ‘t huis waar ze werd opgevoed

doch koos zij steevast voor de straten
van keien koud en asfalt zwart
maar op een bol kan je rug niet keren
al leef je vanuit je hart

gedachten, die meer dan vluchtig wilden zijn ….