fluwelen witte mist vormt deinend zachte muren voor kathedraal en balzaal, ontstaan uit sprookjesbos Sneeuw dekt de zachte aarde met donzen witte mantel waaruit vergrijsde plukjes gras mij lieflijk verwelkomen
statig stijve bomen dragen berijpte robes, gesierd met glanzende kristallen ze wiegen droom'rig zacht een wals op haast geruisloze muziek melodie der gebleven bladeren, onder begeleiding van de wind Nietig, door eerbied overmand, beleef ik deze wonderen
de naakte kroon der bomen, nog koest'rend een enkel nest, trage takkenarmen strekkend, in nodigend gebaar Mijn kleed krijgt stralenglinster, mijn haar bedekt met zilvernevel Ik zucht, dans langzaam met hen mee, terwijl mijn hart in liefde smelt