Oud …
Terwijl ik g’haast loop door de stad
struikel ik bijna over haar, hou nog tijdig in
Ze loopt voor me, sleetse jas dóórnat
tasje vastgeklemt, lichtjes trilt haar kin
Mijn aura wordt terstond gedompeld
In een poel van eenzame droefenis
Door plotse emotie overrompeld
Zou’k willen weten wat haar waarheid is
Arm mensje toch, je bent zo teer
Door veroudering kromgereten
Je beentjes zijn slechts lucifers meer
Schuifelend, schoenzolen afgesleten
Wie wacht er nog als jij thuis komt?
Zal er iemand voor je zorgen?
Of is jouw omgeving reeds verstomd
Verheug je je nog op morgen…?